Met ingang van 1 januari 2015 zijn er allerlei zaken in de mestregelgeving veranderd. De gebruiksnormen zijn naar beneden aangepast, diverse gebruiksregels veranderd en vervoersregels zijn gewijzigd. We hebben alle veranderingen voor u op een rij gezet.
De gebruiksnorm fosfaat gaat, zoals met Brussel is afgesproken, in 2015 naar beneden. De bemestingsruimte in Nederland daalt hierdoor nog met circa zeven procent. In de tabel zijn zowel de normen voor 2014 als voor de jaren 2015 tot en met 2017 weergegeven.
Grasland
PAL-WAARDE | CATEGORIE | 2014 | 2015-2017 |
---|---|---|---|
< 27 | laag | 100 | 100 |
27-50 | neutraal | 95 | 90 |
> 50 | hoog | 85 | 80 |
Bouwland
PW-WAARDE | CATEGORIE | 2014 | 2015-2017 |
---|---|---|---|
< 36 | laag | 80 | 75 |
36-55 | neutraal | 65 | 60 |
> 55 | hoog | 55 | 50 |
In Zuidoost-Nederland zijn de nitraatgehaltes in het grondwater nog behoorlijk te hoog. Daarom dalen de stikstofgebruiksnormen voor uitspoelingsgevoelige gewassen op de zandgronden in Noord-Brabant en Limburg met circa twintig procent. Dit heeft forse gevolgen voor het realiseren van een optimale teelt en zal in de meeste gevallen leiden tot opbrengstderving. Enkele voorbeelden: suikerbieten gaan van 145 naar 116, zetmeelaardappelen van 230 naar 184 en maïs van 140 naar 112 kilogram werkzame stikstof per hectare.
Om de vergunningverlening voor veehouderijbedrijven in de buurt van Natura 2000-gebieden weer vlot te trekken, wordt de Programmatische Aanpak Stikstof ingevoerd. Bij deze aanpak horen generieke (algemeen geldende) maatregelen waarmee de totale emissie van ammoniak in Nederland moet dalen. Enkele van die maatregelen hebben betrekking op het emissiearm aanwenden van mest op bouwland. In de loop van 2015 (vanaf het moment dat de PAS in werking treedt) mag de mest niet meer op de grond worden gesproeid (met een omgekeerde ketsplaat) en dan met dezelfde machine worden ingewerkt. De mest moet op bouwland voortaan via een volledig tot op de grond gesloten systeem in één werkgang op of in de bodem worden gebracht.
Wordt de mest in de bodem gebracht, dan mag dat:
Als de mest op de grond wordt gebracht, moet die door dezelfde machine worden ondergewerkt, zodat dat de mest direct na op de grond te zijn gebracht met grond wordt afgedekt of intensief door de grond wordt gemengd en niet meer zichtbaar is.
Met ingang van 2015 is er een permanente voorziening voor stuifbestrijding in veenkoloniaal gebied en op Texel. In de periode van 1 maart tot en met 31 mei mag in deze gebieden runderdrijfmest breedwerpig bovengronds worden toegepast als stuifbestrijder. Hiermee komt een eind aan de jaarlijkse race tegen de klok voor het mogen inzetten van dierlijke mest als stuifbestrijder. In plaats van runderdrijfmest kan natuurlijk ook papiercellulose als antistuifdek worden toegepast.
Veenkoloniaal gebied zijn gronden in de provincie Drenthe, de provincie Groningen ten zuiden van het Eemskanaal, de provincie Overijssel ten noorden van de lijn Zwolle-Ommen-Nijverdal-Almelo-Albergen-Tubbergen en de provincie Friesland ten oosten van de lijn Elsloo-Oostwolde-Haulerwijk.
In grasland op zandgrond hebben we al enkele jaren problemen gezien met schade als gevolg van droogte of vraatschade door emelten of engerlingen. Er is nu een speciale regeling opgenomen om in deze gevallen het grasland te mogen vernietigen en vernieuwen. Hiervoor moet worden voldaan aan de volgende regels:
Voor vaste mest zal de AGR/GPS-unit vast op het voertuig moeten worden gemaakt. Hierbij wordt een deel van de apparatuur in de cabine gemonteerd en een deel (de sensor) op de as van het deel van het vervoermiddel worden gemonteerd waar de vracht mest boven zit. Voor iedere vracht mest die het vervoermiddel kan meenemen, moet een aparte sensor worden geïnstalleerd. De sensor moet in staat zijn om automatisch vanuit de druk in de luchtbalgen een laad- en losbericht te genereren.
Voor voertuigen zonder luchtvering is een overgangsperiode van een jaar opgenomen. Het ministerie gaat ervan uit dat in dat jaar de praktijk ook voor die voertuigen een oplossing heeft ontwikkeld om een automatisch laad- en losbericht te genereren.
Op dit moment is duidelijk dat de ontwikkelaars van de benodigde apparatuur niet gereed zijn. Die zijn bezig met het testen en moeten daarna nog een typegoedkeuring verkrijgen. De planning van de onderzoeken voor de typegoedkeuring bij Wageningen Universiteit loopt tot in januari. Daarom heeft het ministerie op basis van een verzoek van CUMELA Nederland een overgangstermijn tot 1 april 2015 voor deze apparatuur opgenomen.
De wijziging met betrekking tot de onafhankelijk monsternemer is niet per 1 januari 2015 ingegaan. Pas onlangs zijn keuzes gemaakt over de opstart van deze nieuwe werkwijze. Begonnen zal worden met deze werkwijze voor vaste fracties van gescheiden mest. Nadat ervaring met het systeem is opgedaan, kan dat dan worden uitgebreid naar alle vaste mest. Ook is besloten dat niet alleen laboratoria de monsters mogen nemen, maar ook gespecialiseerde monsternamebedrijven. De betrokken organisaties moeten hiervoor worden geaccrediteerd en erkend. Dit moet garanties voor de onafhankelijkheid van de monsternemer geven.
De hele regelgeving hiervoor moet nog worden gemaakt en aan de andere lidstaten van de Europese Unie voorgelegd. Alleen als alles zeer voorspoedig loopt, zou de start per 1 juli 2015 kunnen zijn, anders wordt het al snel 1 januari 2016.
De pilot voor de productie en het gebruik van mineralenconcentraten mag worden uitgebreid van tien naar dertig bedrijven. Vanaf 1 januari 2015 kunnen bedrijven zich hiervoor aanmelden. De toewijzing vindt waarschijnlijk plaats op volgorde van aanmelden. De precieze regels en voorwaarden zijn nog niet bekend, maar volgt u de berichtgeving op de website www.rvo.nl.
De gehalten van mestscheidingsproducten (de mestcodes 11, 13, 41 en 43) kunnen met ingang van 2015 niet meer forfaitair worden bepaald. Dit houdt in dat bij alle uitzonderingen op de bemonsteringsplicht (bijvoorbeeld boer-boertransport, Vogelaar-variant, levering aan particulieren, enzovoort) er voor deze scheidingsproducten toch moet worden bemonsterd en geanalyseerd, ook al is AGR/GPS daarbij niet nodig. De samenstelling van de scheidingsproducten is in de praktijk zo variabel, dat niet kan worden volstaan met een gemiddelde waarde. Alleen als mestmonsters in het ongerede raken, kunnen de forfaits door RVO nog worden gebruikt.